OVER MARIA TEN HEMELOPNEMING
Lees ook: Lucas 1, 39-56
In het evangelie van Maria ten Hemelopneming horen wij de lofzang van Maria. Het zingt over het recht van kleine, vernederde mensen. Dat staat tegenover veel onrecht in onze wereld.Maria’s lied bezingt dat machthebbers van hun troon worden gestoten, dat hoogmoed en inbeelding ten val komen, dat wij het vooral van God moeten hebben, als het op rechtvaardigheid aankomt.
In onze wereld wordt recht vaak met voeten getreden. De wereld heeft dikwijls niets op met eerlijkheid. Vaak zie je hoe mensen die het voor het zeggen hebben, het recht verdraaien naar gelang het uitkomt.Hoogmoed heeft niets met bidden. Macht maakt zelf de dienst wel uit.
Maar wie komt dan op voor het recht van kleine mensen? Wie hoort de klacht van moeders die hun kinderen niet te eten kunnen geven? Wie droogt de tranen van ongelukkigen en onmondigen? Wie staat open voor vluchtelingen en slachtoffers van onrecht en onvrede?
Maria’s lied zingt van een andere wereld, een hoopvolle wereld.
Daarom wordt Maria nogal eens afgebeeld met een wijde mantel. Daaronder gaan mensen schuil die verlangen naar eerlijkheid en recht en vrede.
Bij haar beelden overal ter wereld worden lichtjes aangestoken door mensen die hun nood willen neerleggen daar waar geluisterd wordt, waar zij aandacht verwachten. Waar zij hun verdriet kwijt kunnen.
Het Magnificat van Maria wordt overgenomen door eenvoudige mensen. Zij zingen met Maria over recht en eerlijkheid in een andere wereld. Omdat zij daarin blijven geloven.
Zo wordt er verband gelegd tussen droom en werkelijkheid. Er wordt een band gesmeed tussen Gods wereld en die van ons.
Daarom noemt Elisabeth haar jonge nichtje op bezoek: de gezegende onder de vrouwen. En Maria, op haar beurt, is verbaasd dat God oog heeft voor haar kleine persoontje.
Dat is het feest van Maria ten hemelopneming.
Het hoogfeest van de tenhemelopneming van Maria berust op een oud gelovig aanvoelen van gelovige mensen. De rol van Maria als moeder van Jezus in de heilsgeschiedenis is van oudsher onderwerp van nadenken geweest. De parallel tussen de eerste Adam en Jezus als de tweede Adam werd in de gelovige literatuur doorgetrokken naar Eva, de moeder van al wat leeft, en naar Maria als de nieuwe Eva.
Maria wordt vereerd als Theotokos, draagster van God, moeder Gods, en zij wordt gezien als het oerbeeld van de kerk, als moeder van alle gelovigen.
Het gelovig aanvoelen dat Maria, vrij van alle kwaad, na haar dood met lichaam en ziel, met haar gehele menszijn in heerlijkheid is opgenomen net als Jezus, berust op de unieke relatie tot haar zoon. Die band is zo hecht, dat zij niet door de dood kan worden verbroken. In de Oosterse kerk viert men dit feest al sinds de vijfde eeuw en in de Romeinse kerk sinds de zevende eeuw. In 1950 werd de tenhemelopneming van Maria door paus Pius XII plechtig tot geloofsgoed uitgesproken.
Een Maria-antifoon uit de derde eeuw verwoordt ons gebed:
Tot u nemen wij onze toevlucht:
wees onze bescherming, heilige Moeder van God.
Wijs onze gebeden niet af als wij in nood zijn,
maar verlos ons uit alle gevaren,
gij glorierijke en gezegende Maagd.
pater A. Niesen o.p.