Boodschap van paus Franciscus voor de Veertigdagentijd 2025
Op weg gaan in hoop
Met het boeteteken van de as beginnen wij in geloof en hoop de jaarlijkse pelgrimstocht van de Veertigdagentijd. De Kerk nodigt ons uit ons voor te bereiden en ons open te stellen voor de genade van God om met vreugde met Pasen de overwinning van Christus de Heer, over zonde en dood te vieren. De gestorven en verrezen Jezus Christus is het middelpunt van ons geloof en de waarborg van onze hoop op de grote belofte van de Vader, die al in zijn Zoon is verwezenlijkt: het eeuwige leven.
In deze Veertigdagentijd in dit heilig Jaar bied ik u enkele overwegingen aan over wat samen op weg gaan in hoop betekent, en de oproep tot bekering ontdekken die de barmhartigheid van God tot ons allen persoonlijk en als gemeenschappen richt.
Het motto van het Jubeljaar “Pelgrims van de hoop” doet denken aan de lange reis van het volk Israël naar het beloofde land, zoals verteld wordt in het boek Exodus: de moeilijke tocht uit de slavernij naar de vrijheid, gewild en geleid door de Heer, die zijn volk liefheeft en het altijd trouw is. En wij kunnen niet herinneren aan de uittocht in de Bijbel zonder te denken aan zoveel broeders en zusters die vandaag vluchten uit situaties van ellende en geweld en op zoek gaan naar een beter leven voor zichzelf en hun geliefden.
I – Eerste oproep tot bekering: omdat wij allen pelgrims in het leven zijn, maar ieder zich kan afvragen: welke vragen laat ik mij stellen door deze situatie? Ben ik werkelijk op weg of veeleer verlamd, statisch door angst en een gebrek aan hoop, of maak ik het mij gemakkelijk in mijn comfortzone? Zoek ik naar wegen voor de bevrijding uit situaties van zonde en van een gebrek aan waardigheid? Het zou een goede oefening in de Veertigdagentijd zijn de concrete realiteit van menige migrant of pelgrim onder ogen te zien en ons er zo bij te laten betrekken dat wij ontdekken wat God van ons vraagt om betere reizigers te zijn op weg naar het huis van de Vader. Dat is een goed “onderzoek” voor een reiziger.
II – Op de tweede plaats: wij maken deze reis samen. Samen op weg gaan, synodaal zijn, dat is de roeping van de Kerk. Christenen zijn geroepen om samen een weg af te leggen, nooit als eenzame reizigers. De Heilige Geest drijft ons ertoe er op uit te gaan naar God en onze broeders en zusters en ons nooit in onszelf op te sluiten. Samen op weg gaan betekent aan de eenheid weven, uitgaande van de gemeenschappelijke waardigheid van de kinderen van God; het betekent zij aan zij verder gaan zonder de ander te vertrappen of af te troeven, zonder afgunst of hypocrisie te koesteren, zonder toe te laten dat iemand achterblijft of zich buitengesloten voelt. Wij gaan in dezelfde richting, naar hetzelfde doel en luisteren daarbij naar elkaar met liefde en geduld. In deze Veertigdagentijd vraagt God van ons of wij in ons leven, in onze gezinnen, op de plaatsen waar wij werken, in de parochie- of religieuze gemeenschappen in staat zijn met de anderen op te trekken, te luisteren, de verleiding te overwinnen om ons in ons eigenbelang te verschansen en alleen maar te letten op onze eigen behoeften. Laten wij ons tegenover de Heer afvragen of wij in staat zijn samen te werken als bisschoppen, priesters, godgewijden en leken ten dienste van het Rijk Gods; of wij een uitnodigende houding hebben met concrete acties jegens degenen die ons benaderen en allen die ver zijn; of wij de anderen beschouwen als een deel van de gemeenschap of hen aan de kant laten staan. Dit is dus een tweede oproep: de bekering tot synodaliteit.
III – Op de derde plaats: wij leggen deze weg samen af in de hoop op een belofte. Laat de hoop die niet wordt teleurgesteld, de centrale boodschap van het Jubeljaar, voor ons de horizon zijn van de weg van de Veertigdagentijd naar de overwinning van Pasen. Zoals paus Benedictus XVI ons heeft geleerd “heeft de mens behoefte aan onvoorwaardelijke liefde. Hij heeft behoefte aan de zekerheid die hem doet zeggen: “Noch de dood noch het leven, noch engelen noch boze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Jezus Christus onze Heer” (Rom. 8, 38-39″. Jezus, onze liefde en onze hoop, is verrezen en leeft en heerst in heerlijkheid. De dood is veranderd in overwinning en hierop berust het geloof en de grote hoop van christenen: de verrijzenis van Christus! Dat is de derde oproep tot bekering: die van de hoop, het vertrouwen in God en zijn grote belofte, het eeuwige leven.
Wij moeten ons afvragen: ben ik ervan overtuigd dat God mijn zonden vergeeft? Of gedraag ik mij, alsof ik mij zelf wel zou kunnen redden? Streef ik naar het heil en roep ik de hulp van God in om dit te ontvangen? Beleef ik concreet de hoop die mij helpt de gebeurtenissen van de geschiedenis te interpreteren en die mij drijft tot een inzet voor gerechtigheid, broederschap, zorg voor het gemeenschappelijke huis door erop te letten dat niemand wordt achtergelaten?
Zusters en broeders, dankzij de liefde van God in Jezus Christus worden wij bewaard in de hoop die niet wordt teleurgesteld (vgl. Rom. 5, 5). De hoop is “het anker van de ziel”, veilig en sterk. Hierin bidt de Kerk dat “alle mensen worden gered” (1 Tim. 2, 4) en verwacht zij verenigd te worden in de heerlijkheid in de hemel met Christus, haar bruidegom. De heilige Theresia van Jezus zei ooit: “Hoop, mijn ziel, hoop. Jij kent dag noch uur. Waak vol zorg, alles gaat voorbij in een zucht, hoewel jouw ongeduld hetgeen zeker is, onzeker en hetgeen kort is, lang kan maken”
Moge de Maagd Maria, Moeder van de Hoop, voor ons ten beste spreken en ons geleiden op de weg van de Veertigdagentijd.
Rome, Sint-Jan van Lateranen, 6 februari 2025,
PAUS FRANCISCUS