Van advent tot Aswoensdag: Pelgrimeren in hoop

 Op 24 december, de dag voor Kerstmis, begint het jubeljaar dat de paus voor 2025 heeft afgekondigd. Thema is ‘Pelgrims van hoop’.

Dit maakt de advent, die op 1 december begint, in dubbele zin een periode van voorbereiding en hoop. Het is een tijd van gebed om ons verder op het jubeljaar voor te bereiden en mensen van hoop te worden en een tijd om het nieuwe begin te leren verwachten dat God met ons zal maken.

Hoop en verwachting lijken we in deze tijd inderdaad opnieuw te moeten leren, want de toekomst verschijnt toch vooral als dreigend en een donker gat.

Met de typische wijsheid van de Bijbel stelt het evangelie van de eerste zondag van de advent ons niet bepaald gerust. Inderdaad, er is allerhande dreiging en veel staat op instorten, zegt Jezus. Maar juist daarom moeten we waakzaam zijn voor het nieuwe dat zich aandient. Want het oude waarvan we dachten dat het ons veiligheid bood, zullen we noch in de kerk noch in de wereld kunnen vasthouden.

Op de tweede en derde zondag van de advent worden wij aangemoedigd het komende nieuwe actief voor te bereiden. Maak er ruim baan voor, wordt op 8 december aangezegd. Begin vast te leven zoals je zou leven als dat wat je eigenlijk hoopt, inderdaad voor de deur staat, zegt Johannes de Doper op 15 december.

Op 22 december blijkt dan hoezeer de wereld inderdaad zwanger gaat van het nieuwe dat met Kerstmis begint door te breken in de gestalte van een kind. Met Kerstmis, in de donkerste periode van het jaar, vieren wij voluit dat God onder ons woont en niets of niemand ons van Hem kan scheiden.

Op deze grondslag kunnen wij als pelgrims van hoop het nieuwe jaar ingaan, verlangend en uitkijkend naar wat ons gegeven zal worden. Het is in 2025 laat Pasen en dus ook laat Aswoensdag. Het gevolg is dat wij heel januari en februari de tijd hebben kennis te maken met het nieuwe van Godswege dat wij mogen hopen te ontvangen.

Wij lezen in het komende kerkelijk jaar het Lucasevangelie. In januari wordt ons na het feest van Epifanie (5 januari) en de gedachtenis van Jezus’ doop in de Jordaan (12 januari) op 19 januari voorgehouden dat Jezus’ komst impliceert dat het jubeljaar dat de profeet Jesaja al aankondigde, is aangebroken. Jezus is de ruimte van de hoop die niet wordt teleurgesteld, omdat zijn Geest van verbondenheid met God in ons hart is uitgegoten.

Op 2 februari vieren we het feest van de opdracht van Jezus in de tempel, dat vanouds Maria Lichtmis heet. Op dat moment wordt al duidelijk dat Jezus’ verbondenheid met God tot conflicten leidt met degenen die denken in de wereld de dienst uit te maken. Zijn licht, en ons licht als wij dat aan het zijne laten ontsteken, verlicht de duisternis, maar geeft zich niet zomaar gewonnen. In het evangelie van 9 februari zegt Jezus daarom tot Petrus dat hij de moed moet hebben naar dieper, dat wil zeggen onzekerder en gevaarlijker water te gaan als hij iets wil vangen dat betekenis heeft. Op 16 februari prijst Hij degenen die hoopvol, maar hierdoor onveilig, leven zalig en waarschuwt Hij degenen die zich verschansen in wat de wereld te bieden heeft. Zij zullen met de wereld waarop zij vertrouwden, te gronde gaan. Leef voluit vanuit de hoop en het vertrouwen dat de liefde de sterkst mogelijke kracht is, zet Hij op 23 februari deze gedachtegang voort. Om de weg van de liefde werkelijk te vinden, moet je alles verwijderen wat het zicht erop belemmert, besluit Hij in het evangelie van 2 maart. Om werkelijk te verwijderen wat je remt en tegenhoudt om als pelgrim de weg van de hoop te gaan, daarvoor is de veertigdagentijd. Deze begint op de volgende woensdag, 5 maart.

Erik Borgman, lekendominicaan en voorzitter van de programmaraad van het Huis van Dominicus te Utrecht, in: Gesprek 2024, no 5.

—————————————————————————————

“HOOP IS: MIDDEN IN DE DUISTERNIS ZIEN DAT ER LICHT IS”

Desmond Tutu

—————————————————————————————