ALLERHEILIGEN
Laatste overweging van Leny Blom (1931
- 2015)
tijdens de woord-communiedienst in onze
parochie op 1 november j.l.
De lezingen van die dag waren: Apok. 7, 2-14 en Matt. 5, 1-12
In de meeste kerken kom je ze nog tegen: heiligenbeelden, in alle soorten en maten. Mannen en vrouwen tronend op een sokkel , hoog boven de hoofden van de mensen. Letterlijk opgehemeld, maar totaal onbereikbaar.
Als we over de levens van deze heiligen lezen, dan zijn zij dikwijls zo vroom en onaards, dat het voor ons niet te begrijpen is en zeker niet na te volgen. Het waren voor ons gevoel geen mensen van deze wereld. We konden ze wel gebruiken, als tussenpersoon tussen ons in de wereld en die heel verre God.
Wij hebben hier tussen ons in en niet hoog verheven ook heiligenbeelden staan van Dominicaanse mannen en een vrouw, die met twee voeten op de aarde stonden en er dikwijls op uittrokken om de mensen te onderwijzen en te verwijzen naar de God, die ons nabij wil zijn.
Wie waren toch al die mensen die zo heilig zijn, dat er een beeld van gemaakt is.
Of kun je toch heilig zijn, zonder een afbeelding of een naam in het register.
In de eerste lezing schreef Johannes dat er onder de kinderen van Israël 144.000 getekend werden met het zegel van God. Dat is geen getal van twee en twee is vier, maar een symbolisch getal . Twaalf is het getal van de volheid. Vollediger en volmaakter dan twaalf keer twaalf is niet denkbaar. En dat dan maal duizend. Dat is dus een oneindig getal .
Wij komen dan hierdoor tot de conclusie dat heiligheid niet gereserveerd is voor de heiligen op die sokkels. Heilig kan iedereen worden.
Want naast Gods troon stond een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen, stammen, volken en talen. En die behoorden waarschijnlijk niet tot de christelijke traditie, maar waren bijeengebracht over alle grenzen van godsdienst, kerk- en mensengeschiedenis heen. De hemel is dus niet het privilege van christenen of mensen die Hem kennen. Maar de hemelpoort staat wijd open voor elk mens waar God Zijn licht door laat schijnen. Hij staat wijd open, voor ieder van goede wil. God discrimineert niet op grond van godsdienstige overtuiging. Kennelijk is Hij veel gastvrijer en ruimhartiger dan de katholieke traditie ons wil doen geloven.
Dus is Allerheiligen geen feest voor bijzondere mensen, maar een volksfeest. U en ik, we kennen allemaal mensen, waarvan wij geloven, dat ze bij God geborgen zijn. Ook hun feest vieren we hier.
In de evangelielezing wordt er nog een andere groep mensen als heiligen naar voren gebracht.
De lezing begint met: “Toen Jezus de menigte zag…” Ook hier dus een hele menigte. En Jezus kijkt naar hen en ziet een allegaartje van menselijke eigenaardigheden bijeen. Net zoals in de kerk van vandaag. Ook daar zaten mensen tussen, die hunkeren naar macht. Mensen, die alleen aan zichzelf denken. Mensen, die vinden dat er veel te weinig gedaan wordt voor de arme. Zo te zien is Jezus omringd door heel gewone mensen.
Daar zat Jezus dan en met deze mensen wilde Hij een kerk opbouwen, niet erg motiverend dus.
Hij wilde door de Bergrede de grondwet van Gods Rijk afkondigen.
Maar nog voor ze iets gepresteerd hadden, prijst Hij mensen zalig. Geen topfiguren, geen winnaars, geen wereldverbeteraars. Maar het zijn wel mensen naar wie Zijn voorkeur uitgaat. Hij ziet wel iets in hen.
De armen van geest, de getroffenen, de geweldlozen.
Zij die snakken naar gerechtigheid, die voor hen niet lijkt te zijn weggelegd
Zij die spreken met hun hart en dat hart zuiver willen bewaren in een verontreinigde wereld.
Zij die vrede zoeken, waar tweedracht en concurrentie de gebruikelijk gang van zaken is.
Zij die uitgerangeerd worden en belachelijk gemaakt omdat ze zo naïef zijn om in Jezus te geloven en er nog voor uitkomen ook.
In deze mensen ziet Jezus toekomst voor zijn kerk en voor een betere wereld.
De mensen die daar zitten weten waarschijnlijk helemaal niet dat Jezus iets in hen ziet. Zij zijn doodgewone hardwerkende mensen. En toch zijn ze door Jezus zelf heilig verklaard. Zij zullen de wereld moeten laten zien, wat het Koninkrijk Gods inhoudt.
Deze mensen, over wie Jezus spreekt, zijn van alle tijden. Niet alleen op de berg in Galilea, maar hier en nu, waar mensen het goede doen. We zullen hun namen niet gauw tegenkomen op de televisie of in de krant. Daar zijn ze niet belangrijk genoeg voor in de ogen van de mensen.
Op Allerheiligen toont de kerk zich op haar best: ze gedenkt kleine mensen en steekt ze in de hoogte. Zo maakt ze waar wat ze gelooft en steeds verkondigt: dat God houdt van mensen die in hun gewone bestaan gewoon het goede doen.
We bedanken God omdat mensen geen heldendaden hoeven te presteren om heilig te worden, maar dat het kan in gewone dingen van het leven, in werken en zorgen, in treuren en lachen, in alles wat mensen voor een ander doen.
Zo als wij dadelijk zingen:
Die nu rusten van hun werken,
Zij spreken en getuigen nog om ons geloof te sterken;
Dat wij de weg ten einde lopen,
Verbonden met dat éne heilige volk dat verder trekt in liefde en in hope,
Komt zingen wij tezamen met alle heiligen.
|