“Verlaat mij niet in mijn ouderdom”  (Ps. 71, 9)

Boodschap van paus Franciscus b.g.v. de 4de werelddag van ouderen, 28 juli 2024

Broeders en zusters,

God verlaat zijn kinderen nooit. Ook niet, als de leeftijd vordert, de krachten afnemen, de maatschappelijke rol kleiner wordt en het leven minder productief, zelfs nutteloos dreigt te worden. God kijkt niet naar het uiterlijk. Hij kiest voor hen, die velen niet belangrijk vinden. Hij verwerpt geen enkele steen, integendeel, de “oudste stenen” zijn de zekere basis waarop de “nieuwe” kunnen steunen om allemaal samen te werken aan het geestelijk gebouw.

De Heilige Schrift is één verhaal over de trouwe liefde van God en de troostende zekerheid: God blijft zijn barmhartigheid tonen, in iedere fase van het leven en in welke toestand wij ons ook bevinden, ook in ons verraad. De psalmen staan vol verwondering over God die voor ons zorgt, ondanks onze onbeduidendheid. Ze verzekeren ons dat God ieder van ons vanaf de moederschoot heeft geweven en dat Hij zelfs in het dodenrijk ons niet in de steek zal laten. Wij kunnen er dus zeker van zijn dat Hij ons in de ouderdom nabij is. In de bijbel is oud worden een teken van zegen.

En toch staat in psalm 71 ook: “Verwerp mij niet in mijn ouderdom”. Een harde uitdrukking. Het doet denken aan het kruiswoord: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?“ (Mat. 27, 46).

In de Bijbel vinden wij dus de zekerheid van Gods nabijheid in elk seizoen van het leven en tegelijker-tijd de vrees om verlaten te worden, vooral in de ouderdom en op momenten van verdriet. Dat is geen tegenstelling. Wanneer wij om ons heen kijken, zien we hoe al te vaak eenzaamheid de nare levensgezel is voor ons, ouderen en grootouders. Vaak heb ik als bisschop van Buenos Aires rusthui-zen bezocht en gezien hoe zelden die mensen bezoek kregen: sommigen zagen maandenlang hun dierbaren niet.

Eenzaamheid heeft veel oorzaken

In veel landen, vooral de armste, worden ouderen eenzaam, omdat hun kinderen moeten emigreren. Of, in conflictsituaties: veel ouderen blijven alleen, omdat mannen – jong en volwassen – opgeroepen worden om te vechten en vrouwen, vooral moeders met kleine kinderen, het land verlaten om hun veiligheid. In door de oorlog verwoeste steden en dorpen blijven veel ouderen alleen. Zij zijn het enige teken van leven in streken van verlatenheid en dood. In andere delen van de wereld bestaat er tegenover ouderen een vijandige houding, soms geworteld in de plaatselijke cultuur. Ouderen worden verdacht van tovenarij die vitale energie wil onttrekken aan jongeren. In geval van een vroegtijdige dood of van ziekte of tegenspoed die een jongere treffen, geeft men dan de schuld aan een oudere. Die mentaliteit dient uitgeroeid te worden. Het is een van de ongegronde vooroordelen, die een voortdurend generatieconflict voedt.

Goed beschouwd is deze beschuldiging “dat ouderen de jongeren hun toekomst afnemen” vandaag overal aanwezig. Wij zien dit verhuld ook in de meest moderne samenlevingen. Steeds meer zien wij de mening dat ouderen de kosten van de noodzakelijke zorg laten drukken op jongeren  en zo middelen onttrekken aan de ontwikkeling van het land en aan de jongeren. Dat is een verwrongen zicht op de werkelijkheid. Het is alsof het overléven van ouderen dat van de jongeren in gevaar zou brengen. Alsof het daarom noodzakelijk is ouderen te verwaarlozen of zelfs te elimineren. De tegenstelling tussen de generaties is een bedrog. Jongeren opzetten tegen ouderen is een onaanvaardbare manipulatie: “Hier staat de eenheid tussen verschillende leeftijden  in het leven op het spel, het werkelijke referentiepunt voor het begrijpen en het waarderen van het menselijke leven in zijn geheel” (Catechese 23 februari 2022).

Psalm 71 met de bede: “Verlaat mij niet in mijn ouderdom” spreekt van een samenzwering die zich rond het leven van de ouderen sluit. Het lijken overdreven woorden, maar men begrijpt ze, als men ziet dat de eenzaamheid en het afdanken van ouderen niet toevallig en onvermijdelijk is, maar de vrucht van politieke, economische, maatschappelijke en persoonlijke keuzes, die de oneindige waardigheid van iedere persoon niet erkennen. Dat gebeurt, wanneer de waarde van ieder verloren gaat en mensen alleen maar een kostenpost worden, in sommige gevallen onbetaalbaar. Wat erger is: vaak worden ouderen zelf uiteindelijk slachtoffer van deze mentaliteit. Zij gaan zichzelf als een last beschouwen en verlangen zelf als eersten zich terug te trekken.

Van “wij” naar “ik”…

Anderzijds zijn er vandaag veel mensen die hun persoonlijke ontwikkeling zoeken in een zo autonoom moge lijk en van anderen losgemaakt bestaan. Het gewoon deel uitmaken van een groep is in crisis en de individualisering doet opgang. De overgang van het “wij” naar het “ik” lijkt een van de meest evidente tekenen van onze tijd. Het gezin, het eerste en meest radicale protest tegen het idee dat men zich alleen kan redden, is een van de slachtoffers van deze individualistische cultuur. Wanneer men oud wordt en de krachten nemen af, dan blijkt echter de fata morgana van het individualisme. Dan wordt duidelijk dat het een illusie is niemand nodig te hebben. Dan merkt men dat men aan alles behoefte heeft. Maar dan is men intussen alleen, zonder verdere hulp, zonder iemand op wie men kan vertrouwen. Het is een trieste ontdekking die velen doen, wanneer het te laat is.

Eenzaamheid en afdanken zijn gangbare elementen geworden in de context waarin wij leven. Deze hebben veel wortels: in sommige gevallen zijn ze de vrucht van een berekende uitsluiting, een soort droevige “maatschappelijke samenzwering”. In andere gevallen is het echter een eigen beslissing. Andere keren weer worden ze ondergaan, doordat men doet alsof het een autonome keuze betreft. Steeds meer “hebben wij de smaak van de broederschap verloren” (encycliek Fratelli tutti, 33) en spannen wij ons nog nauwelijks in om aan een alternatief te denken.

Ruth als voorbeeld

Veel ouderen beleven het gevoel van berusting waarover het bijbelse boek Ruth het heeft. Na de dood van haar echtgenoot en zonen vraagt de oude Noömi aan haar twee schoondochters Orpa en Ruth om naar hun land van oorsprong en hun huis terug te keren (vgl. Ruth, 1, 8). Noömi vreest – zoals zoveel ouderen van vandaag – alleen te blijven, en slaagt er toch niet in zich iets anders voor te stellen. Zij weet dat zij als weduwe weinig waard is in de ogen van de maatschappij. Ze is ervan overtuigd een last te zijn voor de twee jonge vrouwen, die hun hele leven nog voor zich hebben. Daarom denkt zij dat het beter is zich terug te trekken en nodigt zijzelf haar jonge schoondochters uit om haar te verlaten en hun toekomst op andere plaatsen op te bouwen (vgl. Ruth, 1, 11-13).

Het bijbelverhaal presenteert ons twee verschillende opties ten opzichte van de uitnodiging van Noömi en dus ten opzichte van de ouderdom. Een van de twee schoondochters, Orpa, die toch van Noömi houdt, kust haar liefdevol, maar kiest voor wat ook haar de enige mogelijke oplossing lijkt te zijn en gaat weg. Ruth daarentegen laat Noömi niet los en zegt haar: “Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat” (Ruth 1, 16). Zij is niet bang de gewoonten en het algemene aanvoelen uit te dagen. Zij voelt dat die oude vrouw haar nodig heeft en blijft moedig aan haar zijde in wat een nieuwe reis zal betekenen voor beiden.

Voor ons allen die gewend zijn aan het idee dat eenzaamheid een onvermijdbaar lot is, leert Ruth  dat het mogelijk is op de smeekbede “verlaat mij niet!” te antwoorden met “ik zal je niet verlaten”. Zij aarzelt niet omver te gooien wat een onveranderlijke werkelijkheid lijkt: alléén leven mag niet het enige alternatief zijn! Het is geen toeval dat Ruth, die de oude Noömi nabij blijft, een voorouder is van de Messias (vgl. Mat. 1, 15), van Jezus, de Immanuel, “God met ons”. Hij brengt Gods nabijheid aan alle mensen in alle omstandigheden en van alle leeftijden.

De vrijheid en de moed van Ruth nodigen ons uit een nieuwe weg te gaan: laten wij niet bang zijn om onze gewoonten te veranderen en ons een andere toekomst voor onze ouderen voor te stellen. Onze dankbaarheid gaat uit naar allen die, met zeer veel offers inderdaad het voorbeeld van Ruth hebben gevolgd en zorgen voor een oudere of simpelweg dagelijks laten zien dat zij anderen nabij zijn die niemand meer hebben. Ruth heeft ervoor gekozen Noömi nabij te blijven en zij is gezegend: met een gelukkig huwelijk, een nageslacht, een land. Dat geldt altijd en voor iedereen: door ouderen nabij te zijn, door te erkennen dat zij in gezin, maatschappij en Kerk een onvervangbare rol hebben, zullen ook wij tal van zegeningen ontvangen!

Laten wij op deze 4de Werelddag die aan hen gewijd is, onze grootouders en ouderen onze tederheid niet onthouden, laten wij hen bezoeken die moedeloos zijn en geen hoop meer hebben dat een andere toekomst mogelijk is. Laten wij tegenover de egoïstische houding die leidt tot afdanken en eenzaamheid, het open hart en het blije gezicht stellen van iemand die de moed heeft om te zeggen “ik zal je niet verlaten!” en een andere weg nemen.

Moge over u allen, zeer dierbare ouderen, en allen die u nabij zijn, mijn zegen komen, vergezeld van mijn gebed. En vergeet alstublieft ook niet voor mij te bidden.

Rome, Sint-Jan van Lateranen, 25 april 2024,

+ Franciscus